Taal week 1

Lesvoorbereiding week 1 les 1
 

School:
Klas: 
Aantal leerlingen: 

 

Les:
Datum:
Tijd: 

Naam lesgever:

 

 

Wat kunnen/weten de leerlingen al (beginsit.):
De kinderen hebben in deze groep nog niet eerder te maken gehad met gedichten. Het is dus nog nieuw voor ze.

Verantwoording:
Samenwerkend leren: De kinderen gaan in groepjes elkaars gedichten beoordelen.
Meervoudige intelligenties: Verbaallinguïstisch, intrapersoonlijk.
Sociaal constructivisme: Vragen naar voorkennis en
wat de kinderen er al van weten en het feit dat ze
elkaar moeten beoordelen kan je ook in de sociale categorie indelen.

 

Welk materiaal ga ik gebruiken:

Wat wil ik de leerlingen leren
(doelstellingen):

De kinderen kennis laten maken met
gedichten en ze zelf gedichten leren
schrijven. Ook leren ze de gedichten
beoordelen.

 

Gedichtenboek, schriften, potloden, kleurpotloden, digiboard.

 

       

 

Tijd:

Activiteiten leerkracht en leerlingen:

Didactische aanwijzingen, aandachtspunten of accenten:

Organisatie

5 min.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10 min.

 

 

 

 

 

 


20 min.

 

 

 

 

 

 

 

10 min.

 

Inleiding:
leerkracht leest een gedicht naar keuze voor (wel met rijmwoorden)

Vragen:
- Wat valt je op aan dit gedicht?
- Waar gaat het gedicht over?
- Is het vrolijk of juist treurig?
- Hebben jullie zelf wel eens een gedicht geschreven?

Kern:
Leerkracht:
- Schrijft één woord op het bord en de kinderen moeten woorden verzinnen die daar op rijmen.
- noemt enkele rijmvormen en legt deze uit a.d.h.v. een voorbeeld.

De kinderen mogen nu zelf een gedicht maken en een rijmvorm uitkiezen.

Zijn de kinderen vroeg klaar, dan mogen de kinderen een toepasselijke tekening bij het gedicht maken.

Afsluiting:
- De kinderen gaan aan hun groepje het gedicht voorlezen. Elke leerling mag 6 punten verdelen aan zijn groepsgenoten. Ze mogen hun eigen gedicht niet beoordelen. Degene met de meeste punten mag het gedicht voorlezen aan de klas.

 


Let er op dat je op de rijmwoorden de nadruk legt.



Controleer of iedereen de vragen begrijpen.

 

 

 

 



De leerkracht gaat de gehele kring bij langs voor rijmwoorden.

 



Gebruik een voorbeeld dat duidelijk is voor de kinderen en wat hun aanspreekt. 

Geef aan dat ze hiervoor 20 min. De tijd hebben.

Loop steeds dezelfde route door de klas. Als kinderen het niet geheel begrijpen mogen ze dat eerst aan de buurman/vrouw vragen en dan aan de leerkracht.

 

 


Geef een uitleg met een voorbeeld zodat de kinderen meteen begrijpen wat je bedoelt.

 

 




 

 


De kinderen zitten in de kring. De kinderen die snel
afgeleid zijn kunnen eventueel voor de leerkracht
geplaatst worden.


Met deze vragen kun je nagaan of iedereen heeft
begrepen wat de inhoud van het gedicht is en of
ze goed geluisterd hebben. Met deze vragen
ben je tevens bezig of de kinderen kunnen
ontdekken wat een gedicht in houd.

 

 

 


Op deze manier komt iedereen aan de beurt en kan
gecontroleerd worden of de kinderen weten wat
rijmen in houd.

 

Op deze manier weten de kinderen op welke
manieren er gerijmd kan worden.


De kinderen zitten aan hun tafel in tafelgroepjes.
Om er voor te zorgen dat ze vanuit de kring snel in
hun groepje zitten, maak je er een wedstrijdvorm
van. Het tafelgroepje die zo stil en snel mogelijk
klaar zit heeft gewonnen.

 

Elk tafelgroepje krijgt één bakje met kleurpotloden,
zo voorkom je dat de kinderen gaan lopen door de
klas.

 

Leg de les even stil voor je de uitleg geeft. Laat ze
met het gezicht naar het bord draaien. Zo weet je
zeker dat iedereen luistert.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Lesvoorbereiding week 1 les 2

 

School:
Klas: 
Aantal leerlingen: 

 

Les:
Datum:
Tijd: 

Naam lesgever:

 

 

Wat kunnen/weten de leerlingen al (beginsit.):

De kinderen weten al wat een gedicht in houd en hebben ook al kennis gemaakt met enkele rijmvormen. Ook hebben ze zelf al een gedicht geschreven.

Verantwoording:
Samenwerkend leren: De kinderen maken gedichten
 in groepjes.
Meervoudige intelligenties: Verbaallinguïstisch, intrapersoonlijk.
Sociaal constructivisme: n.v.t.

 

 

 

Welk materiaal ga ik gebruiken:

Wat wil ik de leerlingen leren
(doelstellingen):

De leerlingen leren gedichten
samenstellen door middel van
rijmende woorden en strookjes die ze
onder elkaar moeten leggen.

 

Gedichtenboek, gedichten in strookjes geknipt (aantal gedichten=gelijk aan aantal tafelgroepjes + 2 extra)

 

       

 

Tijd:

Activiteiten leerkracht en leerlingen:

Didactische aanwijzingen, aandachtspunten of accenten:

Organisatie

10 min.

 

 

 

 

 

 

 

 

15 min.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

10 min.

Inleiding:
- leerkracht leest weer een gedicht voor.
 leerkracht stelt vragen:
- Wat hebben we de vorige les gedaan?
- Welke rijmvormen waren er ook alweer?

Uitleg van kern

Kern:
Elk kind krijgt een strookje van een gedicht. Vervolgens moeten de leerlingen het gedicht zo maken, dat het gedicht weer klopt.

Afsluiting:
Eén persoon uit het tafelgroepje leest het gedicht voor. De rest van de klas beoordeeld of het gedicht klopt of niet.

 

Deze gehele les kan in wedstrijdvorm uitgevoerd worden.


 


Let er op of alle kinderen de vragen en antwoorden kunnen volgen. Hanteer de regel: wie de vinger op steekt mag iets zeggen.

 

 

 

 

 

 

Zorg ervoor dat er tijdens het werken niet te luidruchtig word overlegt.

 

 

 

Let goed op de uitspraak van het kind.


De inleiding is een herhaling van de vorige les, dus
kunnen de kinderen in tafelgroepjes blijven zitten
en luisteren naar de leerkracht.



 

 

 

 

 


De kinderen werken samen met hun tafelgroepje.
Er mag dus overleg plaats vinden. Wanneer er een
tafelgroepje klaar is, kunnen zij nog een gedicht in
elkaar zetten. Deze gedichten heeft de leerkracht
achter de hand.

 

 


Alle kinderen zijn stil alvorens er iemand begint met
voorlezen.

 

 

 

Elk tafelgroepje kan bijvoorbeeld 5 gedichten krijgen.
Degene die als eerste alle gedichten af hebben,
moeten op hun stoel gaan zitten met de handen
over elkaar.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Lesvoorbereiding week 1 les 3

 

School:
Klas: 
Aantal leerlingen: 

 

Les:
Datum:
Tijd: 

Naam lesgever:

 

 

Wat kunnen/weten de leerlingen al (beginsit.):

Verantwoording:
Samenwerkend leren: De kinderen gaan opnieuw in groepjes aan het werk.
Meervoudige intelligenties: Verbaallinguïstisch, intrapersoonlijk, visueel-ruimtelijk
Sociaal constructivisme: Vragen naar voorkennis en
gespreksvariant.

 

 

Welk materiaal ga ik gebruiken:

Wat wil ik de leerlingen leren
(doelstellingen):

De kinderen leren wat een elfje is en
maken zelf een elfje.

Schrijfschriften, potloden, stiften, kleurpotloden, A3 papier.

 

       

 

Tijd:

Activiteiten leerkracht en leerlingen:

Didactische aanwijzingen, aandachtspunten of accenten:

Organisatie

10 min.

 

 

Inleiding:
De leerkracht leest enkele elfjes voor.

Vragen:
- Wat is er aan de hand met deze gedichtjes?
- Weet iemand al hoe je zo’n gedichtje noemt?

Kern:
leerkracht legt uit wat een elfje is en hoe deze opgebouwd is.

Vervolgens mogen de leerlingen twee elfjes schrijven.

Als ze hiermee klaar zijn, mogen ze een boekje pakken en even gaan lezen.

Als iedereen klaar is, gaat de leerkracht verder met de volgende instructie. De kinderen mogen het mooiste elfje van hun zelf uitkiezen en deze op A3 formaat schrijven. Hierbij mogen ze de eerste letter van elke regel versieren. Ook mogen ze een tekening erbij maken.

Afsluiting:
De kinderen die hun gedicht willen voorlezen mogen dat doen.

 


Lees de elfjes rustig voor.

 

 

 

 

 


 

 

Vertel dat er elf woorden in het gedicht zitten in een vaste volgorde (1-2-3-4-1). Zeg er ook bij dat een elfje niet hoeft te rijmen en dat ook bijna onmogelijk is.

Loop rond door de klas om te kijken of de kinderen het begrepen hebben.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zorg ervoor dat alle kinderen hun leesboek opruimen en stil zijn(bv. Door in de handen te klappen) . Gebruik het digiboard tijdens de uitleg.


De kinderen zitten in hun tafelgroepjes met het
gezicht naar de leerkracht. De elfjes zijn maar kort
dus het zal niet veel tijd innemen.

 

 

 

 

 

 

Leg dit uit a.d.h.v. een voorbeeld op het digiboard.

 

 


De kinderen zitten aan hun tafel de elfjes te
schrijven.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Voorbeelden van elfjes:

Rood

Vurig, liefde

Hoort bij mij

Vind je het mooi

Ach

 

IJs

Koud, glad

Is gaan vriezen

Heb je het koud?

Ja